Monday, November 27, 2006

Moord

1.
In een kringetje stonden zij daar, geruisloos. Moord was de enige oplossing, dat had hij al eerder gezegd. En dat leek hen allen een vrij logische conclusie. Waarom ook niet hè? Was de motivatie geweest. Je moet alles een keer geprobeerd hebben, zo ook moord.
Ikzelf was zoals gewoonlijk te laat. Vanaf het tankstation kon ik het groepje al op de heuvel zien staan. Ze waren al begonnen. Uiteraard, dacht ik. Zo’n belangrijke daad kun je niet al te lang uitstellen. Dan gaat de lol eraf.
Als een groep nieuwsgierige koeien stonden zij om het levenloze lichaam heen, dat daar als een waar kunstwerk over het gras lag gedrapeerd. Wie hij was geweest, wisten zij niet. Zij wisten enkel dat hij hier op dit moment zou zijn, en dat zijn lot bij voorbaat al vaststond.
Wolken trokken zich samen boven het lugubere tafereel, terwijl de auto’s alsmaar voorbij raasden alsof er niks aan de hand was. Modder vormde zich onder hun voeten. Een bordeauxrood mengsel van zand, het water dat op hen neer plensde en het bloed dat uit het lichaam vloeide.
Ik kon mij maar niet concentreren. Het kwaad was al geschied toen ik arriveerde en het kostte mij dan ook aanzienlijk meer moeite om het geheel te zien als zijn ware betekenis: een kunstwerk. Niet meer en niet minder. Ik luisterde maak met een half oor en bleef met een doodse blik bleef met een doodse blik naar mijn voetafdruk in de modder staren. Voor ik het goed en wel in de gaten had, keerde iedereen zich abrupt om en begon terug te lopen. Het kunstwerk was voltooid.



2.
En hoe simpel was het geweest om dan na dit avontuur maar weer achter je bureautje te gaan zitten. Tekeningetjes maken. Alles in één adem simpelweg te vergeten. Maar nee. Zo gaat dat niet. Een kunstwerk is vergankelijk, maar de afdruk die het achterlaat is blijvend. En mijn afdruk was blijvend in de modder gedrukt. Het was deel geworden van het lugubere werkstuk.
En wat was ik naïef, zeker als je bedenkt dat ik iemand ben die zelf zijn werk goed wil documenteren. Wat was het stom geweest om te denken dat niet ook dit werk vastgelegd moest worden. Ik piekerde, over schoenen, rode modder, lege ogen, eindeloze consequenties. Wat was ik een ongelofelijk kutwijf geweest.
Daar kwam de politie al, in een kaarsrechte pas naar mijn bureau gelopen. Ze wisten het. Iedereen wist het. Natuurlijk. Ze pakken me beet. Een videoband speelt zich af in mijn hoofd en de waarheid onthult zich plaatje voor plaatje. Er hangt een groenige waas over de wereld. Vanuit de lucht zie ik mezelf lopen. Van het tankstation naar het groepje mensen dat over het lichaam staat gebogen. Kunstenaars. Moordenaars. Allemaal hetzelfde. Allemaal fout.
De band hapert even, lijnen grijze korrels mengen zich met het toch al zo akelige grauwgroene beeld. Dan wordt er abrupt op stop gedrukt. En ik ben schuldig.